Paul Pleijsier - Gitarist

Articulatie op de gitaar: Haydn vs De Fossa

Ter verluchtiging van het recente EGTA-ensembleconcours speelde ik samen met David van Ooijen een strijkkwartet van Haydn, voor twee gitaren wel te verstaan, in een vroeg-19de eeuws ‘arrangement’ van François de Fossa (1775-1849).

Het was een verrukking om als gitarist eens te kunnen deelnemen aan de geniale nootjes van Joseph, wiens werk op alle mogelijke instrumenten wordt gespeeld, maar zelden op gitaar.

Da’s niet de Fossa’s schuld. Hij maakte diverse Haydn-bewerkingen, waarvan een deel in 1991 werd heruitgegeven door Editions Orphée. De bewerker van de uitgave (of heet dat ‘bezorger’?), Jan de Kloe, stelt dat het hier eigenlijk niet om arrangementen gaat, maar om transcripties: De Fossa beperkte zich tot het verdelen van Haydns strijkersnootjes over twee gitaren, zonder nieuwe muzikale ideeën van zichzelf toe te voegen.

Editions Orphee \"Three Grand Duos\"

De huidige uitgever heeft De Fossa’s oorspronkelijke bewerking in principe ongewijzigd willen herpubliceren. Da’s een keuze. Maar of die voor David en ik, om eens twee spelers te noemen, nou de beste was, waag ik te betwijfelen. Bewerker De Kloe had ons een hoop werk uit handen kunnen nemen.

Want hoe gaat het in de praktijk? Al studerende komen er vragen op. ‘Klopt die noot wel?’ ‘Hoezo precies die bepaalde dynamiek daar en daar?’ ‘Zou Haydn deze bepaalde passage niet détaché bedoeld hebben?’

Dus moet je, om De Fossa te controleren, naar de bieb op zoek naar Haydn’s strijkkwartetpartituur (in Amsterdam is dat een verschrikking, gelukkig is Den Haag beter georganiseerd en kwam David met het stuk op de proppen).

En zoals te verwachten vind je dan allerlei verschillen. Over de transcriptie zeuren we niet. Maar wel over de verschillen in dynamiek. De Fossa’s aanwijzingen zijn bedoeld voor de gitaar uit zijn tijd, en wat voor snaren daarop zaten en hoe dat precies klonk en wat voor dynamiek er mogelijk was zullen we wel nooit precies weten.

Anno nu heb ik liever Haydn’s eigen dynamische aanwijzingen. Zoveel verschil maakt dat niet, maar wel net genoeg. Ieder krijgt dan zijn orders regelrecht van de componist, en zoekt maar op zijn eigen instrument uit hoe die te realiseren.

Elke uitgave bevat wat foute nootjes. Die van de Fossa heeft de Kloe willen herstellen. Maar een opvallend verschil met Haydn passeert zonder commentaar (gitaar I, adagio, maat 20, de laatste zes noten zijn een secunde te laag).

Maar dan het meest wezenlijke. In de gitaarversie zijn al Haydns articulatietekens weggelaten. Door De Fossa, dus ook door de Kloe. Maar als je Haydn net zo leuk wilt krijgen als dat ‘ie klinkt op andere instrumenten, heb je die tekens hard nodig. Het gaat hier om bindingsbogen en verticale détachéstreepjes.

“Maar dat zijn toch strijkerstekens, wat moeten wij daarmee?”, hoor ik iemand roepen.

Nou, stel je dan even Haydn zonder articulatietekens voor. Als je gewoon gaat spelen wat de uitgever ons geeft, krijgen Haydn’s nootjes een ‘gitaararticulatie’. Dan komen ze in een groot rad van fortuin terecht (met Hans van der Togt – “even kijken hoe die man in godsnaam heet, o ja Julian Bream” – aan de knop) en wat eruit rolt is iets geheel toevalligs. Die toevalligheid heeft even weinig met Haydn te maken als een aap achter een toetsenbord met Shakespeare. Als achtereenvolgende noten op meerdere snaren vallen wordt de zaak legato, als ze op één snaar liggen niet. Daar komt het ongeveer op neer. En dan hangt het ook nog van de vingerzetting af.

Misschien dat er een stilzwijgende afspraak bestaat dat gitaarmuziek haar eigen wetten heeft, waarin articulatie geen grote rol speelt. Maar als je een bewerking speelt van muziek die voor een ander medium is geschreven kan je bestaande, structuurbrengende articulaties (die aangeven hoe de componist zijn melodietjes wilde horen) niet zomaar onder het kleed vegen.

Het blote feit dat het stuk nu op gitaar gespeeld wordt kan niet betekenen dat er nu een nieuwe norm gaat gelden, vooral niet als die nieuwe norm minder verfijnd is dan de bestaande. Je gaat niet de lat lager leggen omdat we nu gitaar spelen. Nee, je gaat je aanpassen. Als die hele Haydn je tenminste een reet kan schelen.

Dus zet je Haydn’s articulaties er in je gitaarpartij braaf bij.

Nu hoor ik enige gitaristen al morren dat het eigen karakter van de gitaar op die manier om zeep geholpen wordt. Dan zeg ik: er blijft genoeg gitaarmuziek over om mee te doen wat je wilt, maar laten we de Weense klassieken in hun waarde laten!

Het moet overigens gezegd worden dat het in gitaaruitgaven nooit gebruikelijk was om de noten te ‘betekenen’ zoals strijkers of blazers dat gewoon zijn. Maar dat kan toch niet betekenen dat gitaristen voor eeuwig verstoken moeten blijven van articulatietekens, anders dan de bindingsboogjes die iedereen kent?

Uitgevers mogen er best eens mee beginnen. Zodat bewerkingen van strijkers- of blazersmuziek de oorspronkelijke articulaties krijgen. Het is toch te gek voor woorden dat dat niet allang normaal is! We blijven achterlijk op die manier! We kunnen wel zelf alles erbijzoeken en erbijschrijven, maar mag ik nu eens een complete uitgave, zodat ik direct kan gaan spelen?

Uitgevers zullen stellen dat gitaristen zich een hoedje zullen schrikken als ze die ‘gekke’ articulatietekens zien. Maar dat zal een overgangsverschijnsel zijn. Georganiseerd articuleren op de gitaar is net zo goed mogelijk als op een ander instrument, en voor het oproepen van de klassieke stijl zelfs hoogst noodzakelijk.

Het zal bij gitaristen leiden tot een articulatiebewustzijn, dat uiteindelijk ook vruchten zal afwerpen in het eigen repertoire.

Tot slot: ik kan mij niet voorstellen dat er gitaristen zijn van enig niveau die deze werken gaan spelen zonder de originele partituur te willen bekijken. De Kloe had ons in deze tegemoet kunnen komen: een gecorrigeerde, betekende bewerking presenteren, aangevuld met een facsimile (nadruk) van Fossa’s originele partijen. Dan had een ieder, inclusief de bewerker – die zich blijkens het voorwoord heeft moeten bedwingen om geen ‘verbeterde’ versie te presenteren – aan zijn trekken gekomen.

Precies hetzelfde verhaaltje zou ik kunnen afsteken over Elliot Fisk’s recente bewerking (voor viool en gitaar) van Mozart’s viool/altduo KV423. De vioolpartij is (uiteraard) netjes betekend. Bij de gitaar mag je het zelf uitzoeken. Weer moest ik naar de bieb. En KV 423 was natuurlijk uitgeleend.

Het geven van commentaar is niet meer mogelijk.