Paul Pleijsier - Gitarist

Simon Molitor’s “sehr reiner fehlerfreier Besaitung”

De gitaar is een gelijkzwevend instrument, dat weten we. In tegenstelling tot instrumenten die voor elke toon één of meer snaren hebben, zoals de meeste klavieren, zijn afwijkende temperamenten bij de gitaar niet mogelijk. Dit in tegenstelling tot wat velen denken, namelijk dat je op een oude gitaar een historische intonatie aantreft. Greg Byers formuleert het mooi: the guitar is constrained to operate with equal temperament. De logische conclusie hieruit is: een gitaar is of gelijkzwevend, of vals.

Deze interessante materie heb ik uitgebreider beschreven in het artikel “Intonatie op de (oude) gitaar“. Hierin geef ik mijn verklaring voor de slechte intonatie van oude gitaren: de afwezigheid van referentiesnaren, waardoor bouwers geen betrouwbare intonatie-experimenten konden verrichten. Gitaren bleven boven verdenking staan, het waren de snaren die de schuld kregen van alle narigheid.

Simon Molitor 1766-1848
Simon Molitor

Hans Kockelmans wees mij op de geschriften van Simon Molitor (1766-1848). Naast composities voor de gitaar schreef deze samen met R. Klinger (pseudoniem van W. Klingenbrunner) een hoogst interessante methode: ‘Versuch einer vollständigen methodischen Anleitung zum GUITARE=SPIELEN nebst einem Anhange, welcher das Nothwendigste von der HARMONIELEHRE nach einem vereinfachten Systeme darstellt’ (ca 1807?). Hierin staat, hoe kan het ook anders, meer tekst dan gebruikelijk was in gitaarmethodes.

In §6, over het stemmen der gitaar, vond ik een quote die mijn bovengenoemde verklaring bevestigt. Eerst beschrijft Molitor een stemmethode met behulp van unisono’s en octaven, dan schrijft hij:

Der Geübtere stimmt das Instrument nach dem Gehöre, und weiß es durch die Probe, vorzüglich mit Quinten und mit Octaven in verschiedenen Lagen, vollends zu berichtigen; da die oben angegebene Methode nur bey sehr reiner fehlerfreyer Besaitung zu einer richtigen Stimmung führt, die fehlerhafte Beschaffenheit der Saiten aber oft eine Temperirung des Tones der leeren Saiten erfordert.”

Snaar krijgt de schuld, en is het eens zuiver dan komt dat door ‘zeer zuivere foutloze snaren’. Had je die niet (bij Molitor blijkbaar “oft”), dan moesten de open snaren bijgestemd, ‘getempereerd’, worden om de valsheden in toom te houden. Hij bedoelt dus dat de correcte intervallen tussen de snaren gecompromitteerd dienden te worden.

Maar wat waren nou eigenlijk die ‘zeer zuivere foutloze snaren’ van Molitor? Dat waren snaren die op zijn instrument een zuiver resultaat gaven. Maar zijn instrument was naar alle waarschijnlijkheid gefret volgens een duister systeem en had geen zadelcompensatie. Was dus vals. Dus: Molitors ‘zuivere snaren’ waren in feite precies de juiste valse snaren om de onzuiverheden van zijn instrument te compenseren. Als Molitor eens echt zuivere snaren in handen kreeg, van gelijkmatige diameter en gewicht, had hij ze waarschijnlijk ‘fehlerhaft’ genoemd. Hier zien we het klimaat waarin slechte intonatie van de gitaren zelf kon voortbestaan.

Ik heb overigens niets tegen Molitor. Hij was ook componist van diverse kamermuziekwerken met gitaar, het uitzoeken waard. Zijn geschriften (waaraan ook De Fossa refereert in zijn Aguadovertaling uit 1826), inclusief het voorwoord en de opmerkingen bij de Sonate opus 7, zijn een belangrijke bron van kennis over het vroege gitaarspel.

TIP: ook geheel online leesbaar: Josef Zuth’s proefschrift uit 1919 “Simon Molitor und die Wiener Gitarristiek um 1800”.

Alle hier gelinkte teksten zijn bezorgd door Univ. Doz. tit. Ao. Prof. Dr. Martin Neumann van het “Institut für Experimentalphysik der Universität Wien”.

Het geven van commentaar is niet meer mogelijk.