Paul Pleijsier - Gitarist

Een nieuwe Sor-CD

De meeste concerten die ik de afgelopen jaren zelf speelde zaten vol Sor. Je kan zeggen dat ik een soort jarenlange post graduate Sor-studie heb verricht. Met tentakels alle kanten op: oude gitaar, besnaring, techniek, repertoire, uitvoeringspraktijk, etc. De bedoeling was om die mooie nootjes van de pagina te vertalen in iets klinkends dat mij het gevoel gaf dat het ‘goed’ was. Is natuurlijk subjectief, maar ik moet er bij zeggen dat ik nogal een sterk ontwikkelde zelfkritiek heb. Ik ben in zoverre geslaagd dat ik nu plezier heb in mijn eigen Sor-spel. En ook, toch wel belangrijk, in de klank die ik produceer (Salieri, in Amadeus, verheerlijkt omhoog glimlachend: ‘and… I liked myself !’).

C’est le ton qui fait la musique. De klank is bij mij heel anders dan vroeger. Darmsnaar, zijdesnaar, geen nagels, andere RH-techniek, oude gitaar. Je moet daarvoor allerlei dingen afleren waarvan je dacht dat het ‘hoorde’, of die gedaan werden door ‘die of die’, of die je geleerd had van ‘die of die’, enz. Een mens zit vol met zulke programmeringen, vaak zonder dat ‘ie er bij stilstaat. Mijn klank lijkt nu misschien meer op die van Sor dan op die van iemand anders. Niet dat ik Sor ooit heb horen spelen, maar hij gebruikte dezelfde dingen als ik, en dat zijn andere dingen dan nu gebruikelijk zijn in gitaarland.

Onlangs kwam er een CD uit van David Starobin, ‘Fernando Sor, les plus belles pages’. Benieuwd: wat voor resultaat bereikt hij? Om het maar gelijk te zeggen, Starobin heeft zijn best gedaan, maar van die CD kan ik niet blij worden. Hoe komt dat nou? Zijn de druiven zuur, omdat ik die plaat eigenlijk zelf had willen maken? Ik denk het niet. Als een gitarist de klassieke, c.q. vroeg-romantische stijl tot leven weet te toveren en ook nog eens een goede toon heeft, wordt ik automatisch enthousiast. Ik heb een groot vermogen tot ‘eren, loven en prijzen’, maar dan moet er wel aanleiding voor zijn.

Wat schort eraan? In plaats van in detail te treden vat ik het liever samen: Starobin is geen melodicus, geen zanger. Nee, zegt u, hij is gitarist. Ja, zeg ik, maar dan toch moet je een zanger zijn. Sor moet je spelen alsof Fischer-Dieskau of Thomas Quasthoff, of voor mijn part Fay Lovsky, de melodietjes zingt, en Richter, of Brendel, of Gerald Moore de andere nootjes speelt. Alsof die melodietjes teksten hebben, verhaaltjes zijn. De articulatie van de lettergrepen moet je horen, de loop van het verhaaltje moet je voelen. Starobin geeft ons niets van dat al. Starobin gaat fantasieloos met de muziek om. Als Fischer-Dieskau zo zou zingen als Starobin gitaar speelt, zo vlak, zo zonder de melodie vorm of richting te geven, zouden de mensen denken dat ‘ie z’n tekst aan het opzeggen was.

Dan is er de klank, die op den duur gaat irriteren. Te weing warmte. Het gevolg van een oud type gitaar, maar dan met kunststof snaren en nagels bespeeld. Je oor wordt overvoerd met hoogfrequente informatie. Het punt komt onvermijdelijk dat je de CD-speler uitzet en een zucht van verlichting slaakt.

Dat neemt niet weg dat de plaat vele goede kanten kent, zoals de liner notes en de keuze van repertoire en instrument. Ook lijkt Starobin nauwkeurig de noten te spelen die er staan. Maar dat zijn musicologische voordeeltjes. Waar het aan ontbreekt is die keiharde bottom line: expressief Sor-spel.

Enige persquotes:

“… he’s not just a guitarist, he’s a musician.” “Starobin demonstrates that it really is possible to achieve a true legato line on the guitar.”
Artistic quality: 10, sound quality: 10
– David Hurwitz, Classics Today.com

“Fine guitar sound and superb playing from Starobin.”
– John Sunier, Audiophile Audition

Het geven van commentaar is niet meer mogelijk.