Paul Pleijsier - Gitarist

Ik ben verpest

Een tijdje terug kocht ik een “lesgitaar”. U snapt ‘m: een apparaat om te gebruiken als je les geeft. Iets wat min of meer vervangbaar is als een goedwillende student met een lichte vorm van ADHD zijn gitaarhals dwars door je bovenblad steekt. Of als je zelf je gitaar op het hoofd van een getalenteerde leerling in stukken slaat.

Het is een (Armin) Hanika “Basiscut”, gevonden te Zürich (Zw.). Gloednieuw, met maagdelijk wit bovenblad van Duits sparrenhout, u weet wel, dat hout waar bouwers in de USA $500 meerprijs voor rekenen vanwege de vermeende magische klankeigenschappen, maar waar onze mede-Europeërs uit de Alpenregionen hun houtkachels mee stoken.

En dat, in de fijnere variëteiten, door de Duitse gitaarbouwers standaard op al hun modellen wordt toegepast.

Maar laten we to the point komen: deze gitaar bezit een cutaway ofwel ‘positieholte’. Een nieuwe factor in mijn nylonstring-universum. En wat een welkome.

Het is gek, maar op een nylon-string gitaar zitten normaliter zeven fretten (ter waarde van een hele kwint) waar je eigenlijk niet bij kan. Ik bedoel dus de fretten die op de kast liggen.

Maar, gilt u, een echte Klassieke Gitarist kan daar toch wel bij!?

Ja, ik weet wat u bedoelt. Ook ik ben Rijksgediplomeerd, en nog wel Koninklijk, maar niettemin vind ik dat hele gedoe boven de twaalfde fret een onhandige vertoning. En wie volhoudt dat het een makkie is houdt zich voor de gek. De noten die je daar doorgaans speelt zijn uitzonderingen op de normale speeltechniek, capriolen. En meestal slechts monofoon. Gewone zaken als een accoord of een stukje contrapunt kan je daar boven echt vergeten.

Totdat je een gitaar met cutaway hebt, dan gaat het wel.

Martin 000C-16

Heet van de naald: een 12-fret cutaway instrument van Martin. Dit is een nylon string – steel strings in deze configuratie kunnen niet uitblijven.

Dus denk ik: iedere nieuwe gitaar mag in deze verlichte tijden een cutaway hebben. Dan zegt iemand: nee hoor, niet iedereen heeft die hoge noten nodig, denk aan beginners. Die spelen bovendien op goedkope instrumenten, een cutaway zou die onnodig duur maken. Dan zeg ik: OK, maar iedere betere gitaar zou een cutaway mogen hebben.

Kwestie van ergonomie. Hoge noten zijn er niet om mee op te scheppen, ze maken deel uit van de muziek en van je instrument. Mag je er dan bij kunnen?

Atelier Luigi Mozzani 1906
Kijk eens effe: cutaway gitaren in de maak in de werkplaats van Luigi Mozzani anno 1906! (foto gepikt van de site van Paul Hostetter)

De cutaway bestaat al geruime tijd, maar je vind ze tot op heden vooral op gitaren die bedoeld zijn voor enige vorm van lichte muziek. Elektrische gitaren hebben ze al sinds mensenheugnis. De acoustische Selmer-Maccaferri (1935?) van Django Reinhardt had een cutaway. De nylonstring van bossanova-gitarist Laurindo Almeida had een cutaway. De staalbesnaarde Schoenberg Soloist heeft er één. In de klassieke muziek echter vinden we geen gitarist met een besneden gitaar, en ik weet van geen bouwer die ze aanbiedt.

Heeft de klassieke muziek minder hoge noten dan de populaire? Of hebben klassiek gitaristen een afwijkende fysiek waardoor ze er beter bij kunnen? Of is het iets anders?

Ik vrees dat de voornaamste reden voor deze vorm van masochisme gezocht moet worden in een combinatie van onwetendheid, conservatisme en snobisme. Onwetend was ik tot voor kort ook. Conservatief ben je als je zegt: wat goed was voor Bream of Segovia is goed genoeg voor mij. Snobistisch ben je als je als klassieke musicus niet geassocieerd wil worden met de jongens van de lichte muziek.

En zo gaan we over lijken. Neem die hoge maten van het Concerto de Aranjuez, ons bekendste en mooiste stuk. Liever octaveren we de hele zaak omlaag dan een gitaar te gebruiken met een cutaway.

Ik raakte laatst op audiëntie bij Dieter Hopf verzeild (van wie ik een hoge pet op heb). Ik bracht het probleem ter sprake. Hij orakelde dat een gitaar met cutaway nooit zo goed zou kunnen klinken als één zonder. Ter illustratie pakte hij een goedkoop Esteve-modelletje (het was op de beurs in Frankfurt), en constateerde dat zijn eigen gitaar minder geknepen klonk. Tsja.

Maar van Robert Ruck (ook hoge pet!) zag ik een gitaar met een veelbelovende cutaway. Een constructie die die naam niet eens verdiende omdat er niets weggesneden was. De discantzijde van de gitaar was gewoon ‘korter’ dan de baszijde.

En David Starobin speelt op een Gary Southwell-gitaar met cutaway.

Nu is men in de klassieke gitaarbouw heus wel met innovatie bezig. Denk aan sandwich-bovenbladen en nieuwe kastconstructies die extra decibellen mogelijk maken. Voor een extra decibel zijn gitaristen zelfs bereid om het traditionele klankkarakter van de klassieke gitaar op te offeren. Maar gaat het om verbeterde bereikbaarheid van het hoge register dan is men er mordicus tegen om de traditionele ‘looks’ van de gitaar aan te passen. Nu is er wel de ‘hoge hals’ van Humphreys, die aardig school maakt, en waarvan men claimt dat zij de bereikbaarheid van het hoog verbetert, maar laten we wel zijn: zo’n constructie haalt het niet bij een cutaway.

Bouwers zijn soms wel te porren voor iets nieuws, maar ja, het zijn de gitaristen die het geld moeten neertellen.

Ondertussen ben ik verpest. Er moet iets heel bijzonders gebeuren wil ik nog een gitaar kopen zonder cutaway.


Bij de steel-string is de cutaway al lang ingeburgerd. Maar de combinatie met een traditionele 12-frets hals blijft exclusief: Bourgeois OMS

Het geven van commentaar is niet meer mogelijk.