Paul Pleijsier - Gitarist

Onmogelijke noten

Dames, heren, of u het nou leuk vindt of niet: we zijn geconditioneerd. U en ik zitten in een denkraam en wij denken in één richting. En we hebben dat niet door. Integendeel, wij zien onszelf als wezens met een open mind. Maar als we een echt open mind hadden zouden we beseffen dat wij een hamster in een tredmolentje waren.

Zo speel ik al 20 jaar een bepaald stuk. In dat stuk staan een paar accoorden met vijf noten. Maarr, let op het springen van de lintworm, de A-snaar wordt niet gebruikt. Dat betekent dat wij die vijf noten niet met één veeg van de duim kunnen spelen. Die duim doet namelijk de lage E en dat is dat. Dat geeft ons nog drie vingers voor nog vier noten.

U denkt al gelijk aan arpeggiotruukjes: met de duim doorvegen en die A-snaar afdempen met een schuingelegde vinger. Of een ‘haasje over’ met de middelvinger. Of iets luit-achtigs met de wijsvinger. Ja, leuk bedacht, echt waar, maar bij de accoorden in kwestie staat géén arpeggioteken.

‘Komt wel meer voor,’ zegt u, ‘een componist kan heus wel eens een arpeggio bedoelen en dan géén arpeggioteken noteren, soms spreekt zoiets voor zich’.

‘Ja maar’, zei ik, ‘vlakbij die accoorden staat een ander accoord waar wél een arpeggioteken bij staat’. Ook zonder A-snaar. Je zou zeggen dat de eerstgenoemde accoorden dan niet als een arpeggio bedoeld zijn.

Goed, wat deed ik de afgelopen 20 jaar dus? Gewapend met die prachtige kennis van de harmonieleer liet ik in sommige vijfsnarige accoorden gewoon het minst belangrijke nootje weg. En andere speelde ik gewoon arpeggio, met een dubbele duim. En dat accoord met dat arpeggioteken, tsja, dat werd er gewoon één onder de vele.

Nu kreeg ik laatst een helder inzicht, en besefte dat die vijfsnarige accoorden ‘gewoon’ met vijf vingers gespeeld moesten worden. Da’s natuurlijk niet ‘gewoon’, maar wel gewoon voor die vent uit 1845 die dat stuk schreef. Het is alleen voor ons anno nu niet gewoon, omdat ons beeld van gitaartechniek geconditioneerd is. Wij doen alles met vier vingers. En vijf vingers, dat bestaat gewoon helemaal niet.

Vanochtend bekeek ik de bladmuziek van een van de meest verfijnde werken uit de gitaristische romantiek. Niet in facsimile, dat had ook gekund, maar in de uitgave van een bekende Italiaanse bewerker.

Nu wordt je niet één van de meest verfijnde componisten van de gitaristische romantiek als je niet on the edge bezig bent. Of hoe dat ook heet op z’n Italiaans. Net als die spits die steeds op het randje van buitenspel staat.

origineel
Origineel

En je moet maar geluk hebben dat je bewerker, zo’n anderhalve eeuw later, met je mee wil gaan. Niet in dit geval dus. In een bestek van één maat laat bewerker twee basnoten weg.

bewerking
Bewerking

De eerste is een ruil. Het gaat (wederom) om een vijfstemmmig accoord, dat in dit geval voor de linkerhand niet op de conventionele manier speelbaar is. De wijsvinger moet namelijk zijn nootje indrukken, maar ook nog eens zijdelings plat neergelegd worden voor een ander nootje (die aanwijzing staat er niet bij, maar een andere mogelijkheid zie ik niet). Ongewoon, maar eigenlijk goed te doen.

Bewerker offert nu de basnoot (D) op, zodat de vier overige op een conventionele manier gepeeld kunnen worden. Nu hij toch bezig is laat hij de eerstvolgende basnoot (E) ook maar weg. Daar is geen enkele reden voor aan te dragen, behalve dat de voorafgaande basnoot óók weg is. De harmonie verandert er zelfs door! In plaats van een VI hebben we nu een IV.

Bewerker is verder geen kwade baas, want hij geeft de oorspronkelijke passage braaf onderaan de pagina. Hij was hoogstens een beetje geconditioneerd bezig.

Goed, en nu snel over naar Duitsland-Zweden!

PS: qua bewerking ook leuk: het originele stuk eindigt met een fraaie arpeggio-flourish. Bewerker heeft gemeend hiervoor een versimpeld alternatief te moeten geven. Onwaarschijnlijk: dat je je door dat hele stuk hebt heengeworsteld en nog zou struikelen over het eindaccoord!

1 reactie

  1. David van Ooijen schrijft,

    juli 6, 2006 @ 10:22 am

    Accoorden waarvoor een ‘schuine barré’ van de wijsvinger nodig is, kom ik regelmatig tegen in de luitmuziek van Terzi (rond 1600). Op het eerste gezicht lijken het onspeelbare grepen waarvoor vijf vingers op de toets nodig zijn, maar met even oefenen lukt het wonderwel. ‘Op school’ heb ik deze techniek nooit geleerd.