Paul Pleijsier - Gitarist

“Ontechniek”

Sjonge jonge. Een stuk van Regondi spelen gaat je niet in je kouwe kleren zitten. Maar de kogel is door de kerk, de Rêverie heeft zijn vuurdoop gehad. In mijn handen althans, Leif Christensen deed het al in ’81, gevolgd door hordes anderen. Maar daar zullen er niet veel bij geweest zijn die het zonder nagels doen op darmbesnaarde Lacote (kan je het je voorstellen, het no-nail tremolo?).

Voor de on-ingewijden: de Rêverie is één van de moeilijkste stukken voor solo-gitaar uit de toch al niet malse 19de eeuw. Die eeuw waarin het post-modernisme nog niet bestond, muzikale wetten nog serieus genomen werden en de harmonieleer het leidende principe vormde. En waarin de gitaar nog steeds geen gitaar was, maar een miniatuurorkest c.q. mini-piano, c.q. draagbare zanger mét begeleiding. En dan weet je het wel, wat voor aanspraken er op de vingertjes gedaan worden. Maar alles in dienst van de goede zaak, het zo geparfumeerd mogelijk presenteren van een zo lyrisch mogelijke melodie.

Men benutte speeltechnieken die ondertussen, in onze tijd niet meer bestaan in het klassieke spel. Die je niet in de Segovia-technique kan naslaan, of in een methode van Pujol, of in Pumping Nylon. Apocriefe techniek, on-techniek, doofpot-techniek, ontkende techniek, hoe noem je het. Besmuikte techniek. Mensen gebruiken het wel eens om hun reet te redden, maar schrijven er niet over (misschien dat het eens tijd wordt voor ‘Pumping Gut’?).

Ik heb een lijstje gemaakt:

-Neerwaarts arpeggio met één vinger (Regondi)
-Vijf-vingerspel rechts (Craeijvanger, Zani de Ferranti)
-Meerdere noten indrukken met één vinger:
a) zijwaarts liggende wijsvinger of “schuine barré” (Regondi, Craeijvanger)
b) barré’s met alle vingers (Regondi, Zani)
-Het indrukken van basnoten met de linkerduim (‘duimbarré’, Giuliani, Mertz, Zani e.v.a.)
-Terts met één RH-vinger (Schulz, Aguado)
-Duimslag, twee noten in één beweging, losstaand of als onderdeel van een accoord (Sor e.v.a, Regondi i.c.m. tremolo)
-Duim speelt in een textuur drie of vier snaren tegelijk (Sor)
-Linkerhand-strekkingen van een kwart of meer (Regondi, Schulz e.v.a.).

En dan heb ik het niet over de pinksteun (algemeen gebruikt), p-i techniek, accoordglissandi, het vingertoppenspel, het spelen van melodienoten op de hoge snaar met de duim (Sor) en verdwenen technieken tot het imiteren van andere instrumenten.

Al deze ‘randtechnieken’ stonden in het teken van het concept van ‘de gitaar als miniatuurorkest’, waarbij de gitaar aan dezelfde muzikale wetten diende te gehoorzamen als het grote voorbeeld – althans bij de betere componisten.

Dergelijke grensverleggende zaken waren niet meer zo nodig vanaf het moment dat de gitaar zichzelf mocht worden, in de handen van Heitor Villa Lobos (1887-1959). Heitor maakte het nog steeds bont – Segovia vond zijn Douze Etudes onspeelbaar – maar veel ‘on-technieken’ vind je er niet in terug.

PS: wat betreft Regondi hebben we een happening gemist, onlangs in NY: “Viva Regondi”.

Het geven van commentaar is niet meer mogelijk.